De nyckelharpa

De nyckelharpa is een strijkinstrument met twee buitengewone eigenschappen, die samen een unieke klank mogelijk maken. De toonhoogte wordt niet bepaald door de vingertop op een goed gekozen plaats op de snaar te drukken. Deze techniek, die we kennen van de violenfamilie en veel andere snaarinstrumenten, heeft hier plaats gemaakt voor een mechaniek waardoor tangenten - houten stokjes die loodrecht naast de snaren staan - tegen de snaar gedrukt worden. De bespeler drukt met de vingers toetsen in, die aan de zijkant van de hals van het instrument zitten. Op deze toetsen zijn de tangenten gemonteerd. Dit systeem kennen we ook van de draailier. Maar anders dan bij de draailier worden de snaren met een strijkstok aangestreken (bij de draailier is dat een wiel, dat onder de snaren rondgedraaid wordt. De nyckelharpa heeft vier speelsnaren, die vaak ongeveer gelijk aan de altvioolzijn gestemd. De speelhouding lijkt sterk op die van de middeleeuwse vedel.

De heldere klank, die door het tangenten-systeem ontstaat, krijgt door een tweede eigenschap van de nyckelharpa een fraaie extra dimensie. Naast de vier snaren die aangestreken kunnen worden lopen er nog eens twaalf snaren over het instrument, gestemd op de twaalf halve tonen (”chromatische reeks”) die ons westerse muzieksysteem in een oktaaf plaatst. Deze snaren, die resonantiesnaren worden genoemd, gaan automatisch meeklinken wanneer de musicus een toon aanstrijkt. Strijkt hij een C, dan gaat de resonantiesnaar die op C gestemd is meeklinken, bij D klinkt de D-resonantiesnaar mee, enzovoort. We kennen zulke snaren van onder meer de viola d’amore (waar ze vaak “sympathische snaren” worden genoemd), de Noorse Hardangerviool (Harding fele) of de Indiase Sarangi. Maar in combinatie met het tangentensysteem ontstaat een ongekend ruimtelijke klank.

 

Het tangentensysteem - gezien door een patrijspoort van de Noordvaarder in Harlingen

De Zweedse Nyckelharpa heeft tangenten voor de drie hoogste van de vier speelsnaren. De laagste snaar wordt alleen los gebruikt. Dit is een overblijfsel van oudere types Nyckelharpa uit Zweden. De oudste instrumenten hadden twee of drie snaren, waarbij de laagste als bourdon diende (zoals de drones, de brompijpen, van een doedelzak). Vanaf het midden van de 20e eeuw werd de nyckelharpa in Zweden verder ontwikkeld tot een chromatisch instrument met vier snaren, waaronder dus de bourdon-snaar. Rond 1980 was deze ontwikkeling voltooid….…..althans in Zweden! Maar toen de nyckelharpa rond die tijd ook buiten Zweden de aandacht begon te trekken, grepen bouwers in andere landen de kans aan dit instrument nog verder te ontwikkelen. Zo werd het aantal toetsen (”sleutels”) verder uitgebreid en vaak kreeg ook de lage snaar een rij tangenten. Tegelijk verschenen sopraanharpa’s (gestemd als violen ) en basharpa’s (als cellos) op het toneel. Deze ontwikkelingen gingen hand in hand met een sterke verbreiding van nyckelharpa’s over Europa en Amerika. Momenteel zijn er lescentra en organisaties die zich op het instrument richten niet alleen te vinden in Zweden, maar met name in Duitsland, Italië, België, Frankrijk en de VS. Tegelijk wint het repertoire sterk aan verscheidenheid, al neemt Zweedse muziek daarin nog wel een belangrijke positie in.